In het hart van de foetus komt dus zuurstofrijkbloed binnen. Een deel daarvan moet naar de longen, zodat de longen zich kunnen ontwikkelen (daarvoor is energie nodig, dus dissimilatie en dus zuurstof). De overige zuurstof moet de rest van het lichaam bedienen, met name de hersenen.
Om het zuurstof goed te verdelen, gaat niet al het bloed langs de longen. Het hart van het ongeboren kind kent daarvoor twee aanpassingen:
- het ovale venster (tussen de beide boezems);
- de ductus Botalli (verbindt de longslagader met de aorta).