Antibiotica
Antibiotica
Werking tegen bacteriën
Antibiotica doden bacteriën door de stofwisselingsprocessen van bacteriën te blokkeren of door de celwanden van bacteriën af te breken. Ook zijn er antibiotica die de opbouw van nieuwe celwanden verhinderen. De celwand van een bacterie bevat mureïne. Deze celwand kan niet tegen antibiotica. Antibiotica tasten de bacteriecelwand aan. Zo kun je dus een bacteriële infectie bestrijden.
Planten- en schimmelcellen hebben ook celwanden, maar die zijn niet opgebouwd uit mureïne. Daarom breken antibiotica alleen de celwanden van bacteriën af. Dierlijke cellen (en dus de cellen van de mens) hebben helemaal geen celwanden, dus deze cellen zijn sowieso ongevoelig voor antibiotica.
Antibiotica werken niet tegen virussen. Een virale infectie kan dus niet behandeld worden met antibiotica. In virussen vinden namelijk geen stofwisselingsprocessen plaats en virussen hebben geen celwanden (maar eiwitmantels). Klik hier voor meer uitleg over cellen en virussen.
Antibiotica werken alleen tegen bacteriën. In het filmpje worden de kenmerken van bacteriën op een rij gezet. Via deze link is meer informatie over cellen en hun organellen te vinden en dus ook meer informatie over de bacteriën.
Resistentie
Door mutaties ontstaan er soms bij toeval bacteriën die resistent (= ongevoelig) zijn geworden voor antibiotica. Deze resistente bacteriën hebben een grotere overlevingskans dan niet resistente bacteriën, want de resistente bacteriën gaan niet dood door de antibiotica. De resistente bacteriën planten zich verder voort (delen zich) en geven zo hun DNA (met daarin de code voor de resistente eigenschap) door. Zo ontstaat er een groep resistente bacteriën.
Hoe vaker antibiotica worden gebuikt, hoe groter de kans dat er resistentie optreedt. Zo kunnen bij een infectie al vanaf het begin enkele resistente bacteriën aanwezig zijn. Door het gebruik van een antibioticum krijgen juist zij de kans om zich te vermenigvuldigen, omdat de andere bacteriën doodgaan. De resistente bacteriën hebben dan geen concurrentie meer van andere bacteriën.
Verder is het belangrijk dat patiënten een antibioticakuur volledig afmaken. Als je een kuur niet afmaakt blijven de sterkste ziekteverwekkers in leven en geef je die bacteriën de kans (door toevallige mutaties) om resistent te worden tegen antibiotica.
Vanwege het gevaar van resistentie zijn artsen enigszins terughoudend met het voorschrijven van antibiotica.
Verschil resistentie - immuniteit
Resistentie zit in het DNA en kan via de overerving worden doorgegeven aan het nageslacht. Immuniteit verwerf je. Bij immuniteit maakt het lichaam antistoffen, nadat het in aanraking is geweest met een ziekteverwekker. Deze antistoffen kunnen via de placenta of via moedermelk worden overgedragen op moeder en kind, maar in alle andere gevallen moet je zelf een infectie (of vaccinatie) hebben gehad voordat je immuun kunt worden tegen een ziekte.
Let dus op: bacteriën kunnen resistent zijn tegen antibiotica. Gebruik hiervoor niet de term ‘immuun’. Het is verder ook niet zo dat een patiënt resistent is tegen antibiotica. De bacteriën van de patiënt zijn resistent tegen de antibiotica.
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
O3.1.5 – Afweer
Je kunt in een context benoemen dat er verschillen zijn tussen verschillende typen ziekteverwekkers.
- Antibioticum = een stof dat (alleen) bacteriën doodt.
- Bacterie = eencellig micro-organisme, zonder kern en met een celwand.
- Virus = een hoeveelheid erfelijk materiaal (dit kan RNA of DNA zijn), omhuld door een eiwitmantel, dat cellen van organismen nodig heeft om zich in te vermenigvuldigen.
- Resistentie = sommige bacteriën zijn ongevoelig voor een antibioticum en kunnen dit via plasmiden doorgeven aan andere bacteriën.