Biodiversiteit
Biodiversiteit
Soortenrijkdom en genetische variatie
Biodiversiteit gaat over de soortensamenstelling (het aantal soorten) dat aanwezig is in een ecosysteem.
De term biodiversiteit wordt ook gebruikt om de mate van genetische variatie aan te duiden.
Een grote biodiversiteit is heel belangrijk voor een gezond ecosysteem. Hoe groter de biodiversiteit, hoe groter de capaciteit van dat ecosysteem om veranderingen op te kunnen vangen. In ecosystemen met een hoge biodiversiteit is de kans op ziekten en plagen minder groot.)
In een monocultuur wordt op hetzelfde stuk grond altijd hetzelfde gewas verbouwd. Dat heeft als voordeel dat de boer het land waarop dit gewas groeit, efficiënter kan bewerken. Biologisch levert een monocultuur nadelen op. Doordat de biodiversiteit laag is, is er een grotere kans dat een ziekte alles aantast. Tegelijkertijd is er ook een grotere kans op het ontstaan van plagen.
Eilandtheorie van Mc Arthur en Wilson
De eilandtheorie geeft het verband tussen de grootte van een geïsoleerd gebied zoals een eiland en de biodiversiteit in dat gebied. Tevens legt de eilandtheorie het verband tussen de biodiversiteit en de afstand tussen het eiland en het vaste land.
Biodiversiteit = aantal soorten in een bepaald ecosysteem.
Bij de eilandtheorie gaat het niet om het aantal organismen, maar om het aantal soorten.
Het verband
Hoe groter het eiland hoe meer plek er is voor soorten om zich er te kunnen vestigen. Gelijkertijd sterven op een groot eiland soorten minder snel uit dan op een klein eiland. Op een klein eiland hebben soorten meer concurrentie (om ruimte, voedsel).
Hoe dichter een eiland bij het vaste land ligt, hoe groter de kans is dat soorten zich daar kunnen vestigen.
Bij eiland C is de biodiversiteit het grootste; dit is een groot eiland, dichtbij het vaste land.
Het verband van de eiland theorie is in een grafiek weer te geven. Bij de rode stip is af te lezen dat een groot eiland, dat dichtbij het vaste land ligt, de grootste biodiversiteit heeft.
Versnipperen
Door menselijk ingrijpen worden (natuur)gebieden opgedeeld in kleinere gebiedjes. Bij voorbeeld door het aanleggen van wegen.
De losse gebiedjes kun je als eilandjes beschouwen. De biodiversiteit daalt door de versnippering.
Door het aanleggen van bijvoorbeeld een ecoduct (zie afbeelding) kunnen gebieden weer met elkaar verbonden worden tot een groter gebied. De biodiversiteit neemt daardoor toe.
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
P1.3.1 – Dynamiek en evenwicht
Je moet kunnen beschrijven wat onder een ecosysteem wordt verstaan en welke componenten daarvan deel uitmaken.
P1.2.3 – Kringloop
Je moet kunnen beargumenteren hoe maatregelen van de mens kringlopen van elementen in een ecosysteem en daarmee het systeem Aarde beïnvloeden.
- Biodiversiteit = aantal soorten in een gebied (soortenrijkdom)/mate van genetische variatie
- Soortensamenstelling = welke soorten er in een bepaald ecosysteem voorkomen
- Genetische variatie = het verschil in genetisch materiaal (genotypen) van een populatie/een soort
Bijbehorende BiNaS tabellen: 93C