Bloeddruk

Bloeddruk

Boven- en onderdruk

Om het bloed door het bloedvatenstelsel heen te krijgen, is een bepaalde bloeddruk nodig. Tijdens de systole knijpen de kamers van het hart samen. Daardoor komt er veel druk in de aorta. Dit wordt de systolische druk of ook wel de bovendruk genoemd. Wanneer de kamers ontspannen tijdens de diastole, daalt de bloeddruk. Dit wordt de diastolische druk of ook wel de onderdruk genoemd.

De bloeddrukmeting

Bij een bloeddruk meting wordt met een manchet de slagader van je linkerarm dichtgedrukt. Vervolgens wordt de druk in het manchet langzaam losgelaten. Op een gegeven moment is de systolische (=boven) druk van de armslagader hoger dan de druk van de manchet. Met een stethoscoop is te horen dat er weer af en toe bloed door de slagader stroomt. De druk in het manchet waarbij het omslagpunt ligt waarop deze druk nèt niet meer de slagader dichtdrukt, is de bovendruk.

Vervolgens wordt de druk in de manchet steeds verder verlaagd. Op een gegeven moment is de druk van de onderdruk van de slagader hoger dan de druk in het manchet en kan het bloed ongehinderd doorstomen; de onderdruk kan afgelezen worden. 

Meeteenheid van de bloeddruk

De meest gebruikte eenheid voor de bloeddruk is mmHg.
Hg staat voor kwik. Vroeger werd de bloeddruk gemeten in millimeters (mm) kwik. Hoe hoger de bloeddruk, hoe meer millimeters het kwik in een staafje steeg. Men meet tegenwoordig niet meer m.b.v. kwikstaafjes, maar deze eenheid wordt dus nog wel gebruikt.