Populaties
Populaties
Definitie van soort en populatie
Organismen horen tot dezelfde soort als ze onderling succesvol kunnen voortplanten. Met succesvol wordt bedoeld dat de nakomelingen vruchtbaar zijn. Een ezel en een paard kunnen samen nakomelingen krijgen, maar deze zijn onvruchtbaar. Daarom horen een ezel en een paard niet tot dezelfde soort.
Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die samen een levensgemeenschap vormen (in hetzelfde gebied leven). De organismen van deze soort zijn niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden. Je hoort tot dezelfde populatie als je ook daadwerkelijk samen kunt voortplanten.
Populatiegrootte
De populatiegrootte wordt op drie manieren beïnvloed:
- geboorte;
- sterfte;
- migratie (verhuizingen: immigratie is van buiten de populatie naar binnen en emigratie is van binnen naar buiten de populatie).
Binnen een populatie en tussen populaties vindt concurrentie plaats. Dit kan gaan om bijvoorbeeld voedsel of om ruimte. Daardoor wordt het ecosysteem in stand gehouden of vinden er juist veranderingen plaats. Dit wordt de dynamiek van een ecosysteem genoemd.
Soorten die van buiten het ecosysteem (vaak door de mens) naar binnen worden gebracht, worden exoten genoemd. Er bestaat dat het gevaar dat de soorten die van nature in het ecosysteem horen (inheemse soorten) worden weggeconcurreerd. Dit kan grote gevolgen voor het ecosysteem hebben, omdat andere soorten hiervan afhankelijk zijn. De biodiversiteit kan hierdoor dalen. Daarom is dit een belangrijk thema bij de natuurbeheer.
Berekenen van een populatiegrootte
Biologen willen graag weten hoeveel individuen er in een bepaalde populatie zijn. Zo kunnen ze ontwikkelingen in een ecosysteem in de gaten houden. Tellen lukt niet altijd. Daarom zijn er methodes ontwikkeld om toch een goede indruk te krijgen van een populatiegrootte.
Een populatiegrootte kun je op verschillende manieren bepalen:
- tellen;
- steekproef;
- sporenonderzoek (pootafdrukken, keutels, slaapplekken);
- vangst-terugvangstmethode.
De telmethode is alleen geschikt voor het bepalen van de populatiegrootte waarbij de dieren goed kunt onderscheiden.
De steekproefmethode gebruik je vooral bij populaties waarvan de individuen niet goed uit elkaar zijn te houden en/of wanneer de dieren dicht op elkaar leven.
De vangst-terugvangstmethode gebruik je wanneer de individuen soms kriskras door elkaar heen lopen. Of wanner de individuen zich verstoppen of niet goed zichtbaar zijn.
Sporenonderzoek doe je wanneer het lastig is om de (in dit geval) dieren te vinden.
Voor de ‘vangst-terugvangst methode’ is een formule bedacht:
Er zijn drie belangrijke voorwaarden om de vangst-terug-vangst methode goed te kunnen gebruiken.
- manier van merken mag geen invloed hebben;
- het merkje moet blijven zitten;
- de dieren moeten zich goed verspreiden.
Berekenen van het aantal bacteriën
Om te bepalen hoeveel bacteriën er aanwezig zijn, gebruikt men meestal de steekproefmethode.
Hiervoor neem je een monster van het te onderzoeken materiaal (bijvoorbeeld uit voeding) en breng dit vervolgens over op een voedingsbodem. Soms is een verdunningsreeks nodig (bij de berekening van het aantal bacteriën moet je wel rekening houden met deze verdunning; heb je het monster 100 x verdund, dan moet je na afloop het aantal bacteriën vermenigvuldigen met 100).
Omdat je bacteriën niet met het blote oog kunt zien, moet je de voedingsbodems een tijdje laten staan onder voor bacteriën gunstige omstandigheden (zoals in een broedstoof). Doordat de bacteriën delen, ontstaan er kolonies op de voedingsbodem. Een kolonie is wel met het blote oog te zien. Elke kolonie was oorspronkelijk één bacterie. Na telling van het monster (waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele verdunningsreeks) kun je berekenen hoeveel bacteriën er in het te onderzoeken materiaal aanwezig zijn. Ook als je deze berekening niet maakt, kun je iets zeggen over de mate van besmetting met de betreffende bacterie.
Populatiedichtheid
De populatiedichtheid wordt bepaald door de populatiegrootte delen door de oppervlakte.
Plaag
Een plaag is een ongeremde vermenigvuldiging van een bepaald soort organisme.
Twee voorwaarden bij het ontstaan van een plaag:
- er is genoeg voedsel;
- er is geen natuurlijke vijand.
Draagkracht van een ecosysteem
De draagkracht van een ecosysteem is de maximale grootte van een populatie waarbij in zo’n gebied voldoende voedsel en schuilplekken zijn, jaar in jaar uit, om stand te houden.
Wanneer een plaag snel groeit, kan dit deze groei de draagkracht van het ecosysteem overschrijden door bijvoorbeeld voedselgebrek, ongunstige abiotische factoren, of een infectieziekte. Dit zijn voorbeelden van beperkende factoren in een ecosysteem.
Wanneer de draagkracht van een ecosysteem wordt overschreden, kunnen er twee dingen gebeuren:
- de populatie sterft uit;
- de populatiegrootte schommelt rondom een nieuw evenwicht.
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
P1.3 – Dynamiek en evenwicht
Je moet kunnen beschrijven wat onder een ecosysteem wordt verstaan en welke componenten daarvan deel uitmaken;
Je moet kunnen uitleggen welke rol biotische en abiotische factoren spelen bij de dynamiek binnen een ecosysteem;
Je moet kunnen uitleggen welke rol concurrentie binnen en tussen populaties speelt bij de dynamiek (instandhouding en ontwikkeling) van een ecosysteem;
Je moet kunnen beargumenteren hoe de mens de zelfregulatie van ecosystemen beïnvloedt.
P4.1.1 – Populatie
Je moet kunnen omschrijven wat onder een soort en wat onder een populatie wordt verstaan.
- Soort = groep organismen die onderling (geslachtelijk) kunnen voortplanten waarbij vruchtbare nakomelingen ontstaan die ook weer vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
- Populatie = groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden zijn en dus (theoretisch) met elkaar kunnen voortplanten
- Levensgemeenschap = alle organismen (biotisch) die samenleven in een bepaald gebied
- Geboorte = groei van de populatie doordat er wordt voortgeplant
- Sterfte = afname van de populatie doordat er organismen doodgaan
- Migratie =groei/afname van de populatie doordat organismen verhuizen (weggaan/binnenkomen)
- Concurrentie = strijd om dezelfde (a)biotische behoefte
- Dynamiek = voortdurende veranderingen
- Exoten = soorten die van nature niet in een bepaald gebied voorkomen
- Biodiversiteit = het aantal soorten dat aanwezig is in een ecosysteem. Mate van genetische variatie
- Natuurbeheer = het nemen van maatregelen om een bepaald ecosysteem te beschermen
- Beperkende factoren = factoren (biotisch of abiotisch) waardoor de snelheid van een proces of de omvang van een populatie wordt beperkt (bepaald)
Bijbehorende BiNaS tabellen: –