Specifieke afweer
Specifieke afweer
Het verworven afweersysteem
De afweer bestaat naast een aspecifiek deel uit een specifiek deel. De specifieke (verworven) afweer is gericht tegen één type ziekteverwekker. Wanneer antigenen van een ander organisme in jouw interne milieu komen, (bloed, lymfe of in een cel van het lichaam) zet het lichaam de specifieke afweer in. Je afweersysteem komt dan in actie; het specifieke afweersysteem, dat specifiek reageert op de lichaamsvreemde antigenen. De macrofaag presenteert de antigenen van de indringer. De receptoren van de T-helpercellen (Th) van het specifieke afweersysteem passen precies op de antigenen van de ziekteverwekker/lichaamsvreemde cellen.
De T-helpercellen (Th), de cytotoxische T-cellen (Tc), de T suppressorcellen (Ts) en de T geheugencellen (Tg) horen bij de cellulaire afweer. Dat wil zeggen dat de T-cellen geïnfecteerde cellen doodt zodat ze verder geen kwaad kunnen doen. T-cellen worden gevormd in de Thymus, een orgaan achter het borstbeen.
De Th-cellen activeren vervolgens de juiste B-lymfocyten. Deze B-lymfocyten veranderen in plasmacellen die hele specifieke antistoffen maken, met receptoren die op de antigenenvan de ziekteverwekker passen.
(Ezelbruggetje: antistof = tof, antigeen = gemeen).
De B-lymfocyten, de plasmacellen, de B-geheugencellen en de antistoffen horen bij de humorale afweer. Dat wil zeggen dat de B-cellen verantwoordelijk zijn voor het opruimen van de ziekteverwekker die in het bloed of lymfe terecht is gekomen. De B-cellen worden gevormd in het beenmerg, dat zich in (met name de platte) botten bevindt.
De antistoffen en de T- en B-geheugencellen zorgen voor immuniteit.
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
O3.1 Afweer
Je moet kunnen beschrijven wat de bouw, werking en functie zijn van organen en cellen betrokken bij de afweer van de mens;
Je moet kunnen beschrijven wat de werking van de aangeboren (niet-specifieke) afweer is;
Je moet kunnen beschrijven wat de werking van de verworven (specifieke) afweer is;
Je moet kunnen beschrijven wat de reactie op lichaamseigen en lichaamsvreemde stoffen en cellen is;
Je moet kunnen benoemen dat er verschillen zijn tussen verschillende typen ziekteverwekkers.
- Verworven afweersysteem = specifiek afweersysteem. Verdrijft een ziekteverwekker door specifieke receptor-antigeen binding
- Bloed = transportsysteem van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen enz.
- Lymfe = het weefselvocht dat verder vervoerd wordt in de lymfevaten en door de lymfeknopen gaat om onderzocht te worden op antigenen
- T-helpercel (Th) = type witte bloedcel die B-cellen/lymfocyten en T-cellen/lymfocyten kan activeren tijdens de specifieke afweer
- Cytotoxische T-cel (Tc) = type lymfocyt (witte bloedcel) die besmette lichaamscellen “lek prikt” en afbrekende enzymen toedient om een geïnfecteerde cel te vernietigen
- Plasmacel = B-cel die na activering (binding van de juiste B-cel receptor aan het antigeen van de indringer), antistoffen gaat maken
- Antistof = eiwit in het bloedplasma dat heel specifiek aan een bepaald antigen van een indringer bindt. Vaak afgekort met Ig. Gemaakt door de B-cellen van het specifieke (verworven) afweersysteem
- Receptor = eiwit in het celmembraan, het cytoplasma of de celkern, waaraan een specifiek molecuul kan binden. Ook virussen hebben receptoren. Worden ook wel antigenen genoemd wanneer we het over het afweersysteem hebben
- Beenmerg = weefsel in de beenderen van gewervelden. Er bestaat rood en wit(geel) beenmerg. Uit het rode ontstaan o.a. rode en witte bloedcellen
- Geheugencel = B- en T-cellen die na activering ‘onthouden’ welke receptor van de B- en T-cel past op de antigenen van de indringer. Zorgt ervoor dat bij een volgende besmetting snel een immuunreactie tot stand komt
Bijbehorende BiNaS tabellen: 84J3 t/m L