Versterkt broeikaseffect
Opwarming van de aarde
Het versterkte broeikaseffect
Koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer houdt de uitstraling van warmte van de aarde tegen. Dat is fijn, want anders werd het hier op aarde veel te koud. We noemen dit het broeikaseffect. Wanneer er teveel CO2 en andere broeikasgassen zoals methaan (CH4) in de darmkring komen, dan wordt er teveel warmte vastgehouden. Dit noemen we het versterkte broeikaseffect.
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt er extra CO2 in de buitenlucht. Fossiele brandstoffen zijn oude planten en dierenresten die heel lang geleden in de bodem terecht zijn gekomen en daar niet (volledig) zijn verteerd. In de loop der jaren zijn deze resten diep in de bodem beland. Omdat er in de loop van de tijd bovenop deze resten (met organische stoffen) een dikke laag aarde komt, wordt er heel veel druk op deze organische resten uitgeoefend. Er ontstaat aardgas, steenkool en/of olie. Hierin zit het C-atoom dat vele miljoenen jaren geleden met de fotosynthese is vastgelegd. Dat C-atoom hoort dan ook niet bij de huidige kringloop. Wanneer deze fossiele brandstoffen uit de bodem worden en worden verbrand, ontstaat CO2. Deze CO2 wordt toegevoegd aan de huidige C-kringloop (= koolstofkringloop) en wordt beschouwd als extra CO2.
Naast koolstofdioxide draagt de uitstoot van methaan bij aan het versterkte broeikaseffect. Methaangas ontsnapt met name uit natte gebieden, zoals moerassen, sloten en grachten. Onder water is er weinig zuurstof en anaerobe bacteriën breken organische materiaal af waarbij methaan ontstaat. Dit methaan borrelt dan naar het oppervlakte en komt in de buitenlucht. Ook uit de darmen van koeien komt methaan vrij. Bij de vertering van voedsel in de pens van een koe komt methaan vrij. In de darmen is er weinig zuurstof en bacteriën breken daar de voedselresten af, waarbij methaan ontstaat.
Bron: Wageningen Livestock Research
Verminderen van het broeikaseffect
Om de opwarming van de aarde tegen te gaan is men opzoek naar methoden om de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer te verlagen. Zo is het aanleggen van bossen een methode om de CO2 wat langduriger vast te leggen. Als op een stuk grond een landbouwgewas wordt verbouwd, wordt daarin ook CO2 vastgelegd door de fotosynthese, maar die CO2 komt al weer gauw in de atmosfeer als deze gewassen gebruikt worden. Bomen houden deze CO2 langer vast, omdat een bos langer intact blijft. Momenteel wordt er ook veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om CO2 in oceanen op te slaan. Het grootste deel van de aarde bestaat uit water. Algen in water nemen ontzettend veel CO2 op. Wanneer deze algen sterven, zakken ze naar de bodem van de zee. Daardoor slaan de zeeën enorme hoeveelheden CO2 op.
Door in oceanen bijvoorbeeld zeewier te kweken, wordt er nog meer CO2 door deze zeewier uit het zeewater opgenomen, waarna het water dit weer aanvult met CO2 uit de lucht. Daardoor daalt de hoeveelheid CO2 in de lucht. Helaas komt er weer CO2 vrij als het zeewier wordt opgegeten en via de dissimilatie weer vrijkomt. Of wanneer het zeewier doodgaat en wordt afgebroken door reducenten (bacteriën en schimmels). Daarom proberen ze nu om ook het zeewier af te laten zakken naar de zeebodem. De CO2 die vrijkomt zit dan in een hele diepe zeelaag en komt zo niet in de atmosfeer. (Bron: Chanceinc)In
Zeewier
De huidige koolstofkringloop
Om goed te kunnen begrijpen wat bedoeld wordt met de huidige kringloop, vind je hier het filmpje over de koolstofkringloop (kun je ook op deze site vinden bij de uitleg over kringlopen.
Met behulp van de fotosynthese zetten groene planten koolstofdioxide om naar glucose. Het C-atoom dat in koolstofdioxide (CO2) zit, wordt zo ‘ingebouwd’ in een glucosemolecuul (C6H12O6). Dit C-atoom gaat vervolgens door het hele ecosysteem heen, waarbij het in een energierijke vorm (glucose) wordt doorgegeven. Deze glucose kan door middel van dissimilatie worden afgebroken tot o.a. koolstofdioxide, waarbij energie vrijkomt. Glucose kan ook gebruikt worden voor de voortgezette assimilatie (groei van biomassa) en in een later stadium alsnog worden afgebroken tot koolstofdioxide.
Alternatieve brandstoffen
Door de problematiek rondom het versterkte broeikaseffect, wordt er hard gezocht naar alternatieve brandstoffen zoals biobrandstof. Biobrandstof is brandstof uit biomassa. Wanneer je een brandstof gebruikt afkomstig van organisch materiaal dat uit dezelfde kringloop komt als waarin we nu leven (in tegenstelling tot de kringkoop waar fossiele brandstoffen uitkomen), stoot je CO2 uit die kort daarvoor is opgenomen door de planten waaruit de brandstof is gemaakt. Dit is CO2 neutraal.
Zo wordt er o.a. geëxperimenteerd met het rijden op koolzaad. Het filmpje van RTV Drenthe laat dit zien.
Het gebruik van alternatieve brandstoffen draagt bij aan een duurzame manier van omgaan met onze omgeving. Voor meer informatie over duurzaamheid, klik hier…
Bron: RTV Drenthe
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
P1.3.1 – Dynamiek en evenwicht
Je moet kunnen beschrijven wat onder een ecosysteem wordt verstaan en welke componenten daarvan deel uitmaken.
P1.2.3 – Kringloop
Je moet kunnen beargumenteren hoe maatregelen van de mens kringlopen van elementen in een ecosysteem en daarmee het systeem Aarde beïnvloeden.
- Koolstofdioxide, CO2 = een broeikasgas
- Methaan (CH4) = sterk broeikasgas, gevormd door bacteriën onder anaërobe omstandigheden
- Versterkt broeikaseffect = stijging van de temperatuur op aarde door de (extra) toevoeging van broeikasgassen aan de atmosfeer
- Fossiele brandstoffen = brandstof gewonnen uit oude aardlagen gevormd door organisch materiaal van heel lang geleden
- Kringloop = proces waarin verschillende stadia elkaar opvolgen en waarbij uiteindelijk het beginstadium weer wordt bereikt
- Koolstofkringloop = kringloop van het element koolstof, waarbij producenten, consumenten en reducenten betrokken zijn
- Biobrandstof = brandstof gemaakt uit biomassa
- Biomassa = de totale massa aan drooggewicht van organismen in een ecosysteem.
- Duurzaam = het gebruik van grondstoffen op zo’n manier dat de invloed van de activiteiten van de mens geen blijvende schade aanricht aan het milieu, zodat ook toekomstige generaties het milieu en dezelfde bron naar behoefte kunnen blijven gebruiken
Bijbehorende BiNaS tabellen: 93C