Hormoonstelsel
Het hormoonstelsel
Functie van hormonen
Hormonen zijn boodschappers die via het bloed vervoerd worden naar doelwitcellen, waar ze regelen wat de cellen moeten doen. Zo regelen hormonen allerlei processen, zoals de stofwisseling en groei, vruchtbaarheid, spijsvertering enz.
De hormoonklieren en hun hormonen
Hormonen worden door hormoonklieren gemaakt. Dit zijn endocriene klieren. Dat wil zeggen dat de hormonen aan het bloed worden afgegeven (in tegenstelling tot exocriene klieren zoals speeksel- en zweetklieren). Het bloed bevat dus voortdurend bepaalde hormoonconcentraties.
Alle hormoonklieren van het lichaam vormen samen het hormoonstelsel.
Bron: smart.servier.com (bewerkt)
De meeste hormonen bestaan uit eiwitten. Een hormoon moet heel specifiek binden aan een receptor. Cellen hebben in hun membraan zulke receptoren. Alleen als een cel een receptor heeft dat heel specifiek past op een bepaald hormoon, gaat de cel de boodschap uitvoeren van dit hormoon. Deze cellen worden de doelwitcellen van het hormoon genoemd. Het orgaan waar het hormoon effect op heeft wordt dan het doelwitorgaan genoemd.
De hormoonreceptor binding is specifiek.
Receptoren zijn ook uit eiwitten opgebouwd.
Omdat hormonen via het bloed door het hele lichaam komen, komen ze ook weer terecht bij de hormoonklier waar ze vandaan komen. Daar wordt de hormoonconcentratie afgelezen. Dit kan voor een positieve of negatieve terugkoppeling zorgen. Bij een positieve terugkoppeling gaat het hormoonklier nog meer van het betreffende hormoon afgegeven. Bij een negatieve terugkoppeling wordt deze afgifte geremd. Dit wordt een regelkring genoemd.
Het instandhouden van een constant inwendig milieu wordt homeostase genoemd. Voor meer uitleg over homeostase, klik hier…
Hormoonmedicatie
Omdat de meeste hormonen uit eiwitten bestaan kunnen deze hormonen bij toediening als medicatie niet zomaar via een pil worden ingenomen. In de maag en de dunne darm worden eiwitten verteerd. Eiwit-hormonen worden dus ook verteerd. Insuline en glucagon moeten worden ingespoten, om zo het verteringsstelsel te omzeilen.
De hormonen in de anticonceptiepil vallen onder de steroïdhormonen (en dus niet onder de eiwithormonen) en kunnen dus wel oraal (= via de mond) worden ingenomen.
De verschillende hormonen op een rij
Insuline en glucagon worden in de eilandje van Langerhans in de alvleesklier gemaakt en regelen de bloedsuikerspiegel (= de hoeveelheid glucose in het bloed). Bij weinig glucose zorgt insuline voor de omzetting van glucose naar glycogeen. Ook zorgt insuline ervoor dat de cellen (die een insuline receptor hebben) glucose opnemen. Glucagon doet het tegenovergestelde van insuline en zet glycogeen om in glucose. Ook adrenaline heeft invloed op de bloedsuikerspiegel. Adrenaline wordt afgegeven door de bijnieren en verhoogt de hoeveelheid glucose in het bloed.
EPO wordt gemaakt in de nieren en stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg. Meer EPO zorgt ervoor dat het bloed meer zuurstof kan vervoeren waardoor er meer aerobe dissimilatie kan plaatsvinden in de (spier)cellen. Dit verhoogt het uithoudingsvermogen.
ADH wordt ook gemaakt in de nieren en zorgt er voor dat je vocht vasthoudt (doordat je minder gaat plassen en zweten en meer wilt drinken). Zo voorkomt ADH dat je uitdroogt.
TSH is het schildklierhormoon en stimuleert de werking van de schildklier en daarmee de stofwisseling.
FSH, LH zijn voortplantingshormonen. Bij de vrouw regelen ze samen met oestrogeen en progesteron de menstruatiecyclus (en de eisprong/ovulatie). Bij de man regelen FSH en LH samen met testosteron de vorming van zaadcellen.
Oxytocine wordt afgegeven wanneer een kind aan de borst drinkt. Daardoor wordt de melkafgifte gestimuleerd. Ook wordt oxytocine afgegeven bij aanrakingen (knuffelen).
Bron: smart.servier.com (bewerkt)
Hypofyse
In de hersenen zit de hypofyse. Dit is een hormoonklier die veel andere hormoonklieren (zoals de eierstokken, zaadballen, de melkklieren en de schildklier) aanstuurt. Boven de hypofyse zit de hypothalamus, hersenweefsel dat weer de hypofyse aan kan sturen,
FSH, LH, oestrogeen en progesteron
Voor uitleg de hormoonwerking die uitgaat van de eierstokken: biojuf.nl/voortplanting
FSH, LH en testosteron
Voor uitleg de hormoonwerking die uitgaat van de teelballen: biojuf.nl/voortplanting
Via de tabbladen kom je bij de informatie over dit onderwerp m.b.t. het havo examen biologie.
O2.2 – Hormonale regulatie
Je moet kunnen uitleggen wat de principes van een regelkring in het hormoonstelsel zijn;
Je moet kunnen beschrijven dat de doelorganen op de hormonen reageren;
Je moet kunnen beschrijven wat de werking van hormoonklieren en hun specifieke hormonen is.
- Hormonen = moleculen (vaak eiwitten) die in hormoonklieren worden gemaakt en die via de bloedbaan worden vervoerd naar de organen en weefsels om daar om allerlei lichaamsfuncties te aan te sturen en te regelen
- Hormoonklieren = endocriene klieren die hormonen afgeven aan het bloed
- Endocriene klieren = klier die haar stoffen (hormonen) aan het bloed (het interne milieu) afgeeft
- Exocriene klieren = klier die haar stoffen (enzymen) naar buiten toe (het externe milieu) afgeeft. Zoals zweet- en speekselklieren
- Hormoonstelsel = een stelsel van hormoonklieren dar ervoor zorgt dat de juiste hoeveelheden hormonen op de juiste plek in het lichaam terecht komt
- Eiwitten = organische moleculen opgebouwd uit aminozuren, met een C-, H-, O-, N- atoom en soms een S- atoom
- Doelwitorgaan = orgaan waarvoor het hormoon bedoeld is. De cellen in dit orgaan hebben receptoren voor dat bepaalde hormoon
- Hormoonreceptor = eiwit dat zich in een membraan bevindt waaraan een een hormoon) kan binden.
- Specifiek = uniek, sleutel-slot principe
- Hormoonconcentratie = de hoeveelheid hormonen in het bloed
- Negatieve terugkoppeling = regelkring waarbij de terugkoppeling als doel heeft dat een bepaalde waarde rond de norm zal blijven (rem)
- Positieve terugkoppeling = regelsysteem waarbij het gevormde product de afgifte stimuleert (als een gaspedaal)
- Regelkring = terugkoppeling met als doel dat een bepaalde waarde rond de norm zal blijven (= negatieve terugkoppeling, rem) of juist zorgt voor een extra aanmaak (= positieve terugkoppeling, gaspedaal)
- Homeostase = proces waarbij het inwendig milieu zoveel mogelijk in evenwicht wordt gehouden, ondanks veranderingen in het externe milieu
- Insuline = hormoon dat de concentratie glucose in het bloed laat dalen
- Glucagon = hormoon dat de concentratie glucose in het bloed laat stijgen
- Eilandjes van Langerhans = groepen cellen in de alvleesklier die de hormonen insuline en glucagon afgeven
- Adrenaline = stresshormoon, wordt door de bijnieren gemaakt. Verhoogt de hoeveelheid glucose in het bloed
- Bijnieren = organen die het hormoon adrenaline produceren
- EPO = hormoon dat de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert. EPO wordt door de nieren gemaakt
- Nieren = uitscheidingsorganen. Produceren ook het hormoon EPO
- ADH = hormoon gemaakt in de hypofyse, dat zorgt dat het lichaam het vocht vasthoudt. Antiplashormoon
- Schildklierhormoon = hormoon gemaakt door de schildklier. Zorgt ervoor energie vrij wordt gemaakt (stofwisseling)
- Schildklier = hormoonklier in de voorkant van de hals, maakt het schildklierhormoon
- Hypofyse = hormoonklier in de hersenen die veel andere hormoonklieren (zoals de eierstokken, zaadballen, de melkklieren en de schildklier) aanstuurt
- Hypothalamus = klein deel van de hersenen. Stuurt een groot deel van het hormoonstelsel aan en regelt het autonome zenuwstelsel.
- Eierstokken = vrouwelijke geslachtsorganen met eicellen. Maakt de hormonen oestrogeen en progesteron
- Teelballen = mannelijke geslachtsorganen waar de zaadcellen gevormd worden. Maakt het hormoon testosteron
Bijbehorende BiNaS tabellen: 67K, 89
Parts of the figures were drawn by using pictures from Servier Medical Art. Servier Medical Art by Servier is licensed under a Creative Commons Attribution 3.0 Unported License (https://creativecommons.org/licenses/by/3.0/).